zaterdag 20 april 2013

STUDIO OUDEBILDTZIJL (23): Een gedomesticeerde diersoort

F. Starik, Door (Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2013). Boarne: de Contrabas

F. Starik (1958) schreef met Door zijn, als ik het goed heb, negende dichtbundel. Starik is geen onbekende in de ‘amusementsindustrie’, zo las ik op de site van zijn uitgever. Hij voorleest zich in een slag in de rondte, schrijft poëmen op aanvraag alsof het niets is en eert regelmatig een onbekende dode met een vers. Aan waardering van officiële zijde geen gebrek. Zo mocht hij in 2009 de Amsterdamse Prijs voor de Kunsten ontvangen, à een slordige 35.000,- euro, en van 2010 tot 2012 was hij Stadsdichter van Amsterdam, of beter, van de stadsdeelraad binnenstad. Als dank daarvoor kreeg hij het Ereteken van Verdienste van Amsterdam opgespeld, wat hem in een klap op gelijke hoogte bracht met beschavingsdragers als Willeke Alberti, René Froger en André Hazes. Misschien komt Starik nog het dichtst in de buurt van wat je tegenwoordig, althans in de hoofdstad, onder ‘volksdichter’ zou verstaan.

Alabama shakes

De dag nadat je thuiskomt van zo’n festival –
je bent weer even heel beroemd geweest,
de mensen zeiden dat het mooi was, vroegen
of je weleens vaker voorleest, want je kan dat
eigenlijk best goed en wat of dat je drinken wou.
Een vrouw van minstens zestig wilde weten
waar je dan van leeft, als je een dichter bent.

Van jou.
Dat moest je er wel bij vertellen.
De dag nadat je thuiskomt, onwennig en ontheemd,
bijna ziek van scheppingsdrang, zo vreemd alleen
in je angstwekkend stille huis.

Het gekakel in je hoofd, de ruis waarvan
je moet herstellen, de echo van een feest.
Je bent weer openbaar bezit geweest.

Bovenstaand gedicht is geplaatst in de afdeling ‘Festival’ (de bundel telt liefst zeven afdelingen). In het nawoord, waarin Starik in enigszins flauw proza allerhande ter sprake brengt over de gedichten die u zojuist las, staat over dit vers het volgende: “Festival schreef ik, in een machtige beweging, terugkerend van een festival, ‘bijna ziek van scheppingsdrang’. Altijd weer de beweging terug naar huis. Alabama Shakes is de naam van een fijne band die in de zomer van 2012 succes had met hun album Boys & Girls. De soundtrack bij dit gedicht, dus: ‘You Ain’t Alone’.”

You ain’t alone,
just let me be your ticket home...

Als dat niet de muze is, die de dichter schrijven doet, zijn ‘ticket home’. Die een dichter ‘ziek van scheppingsdrang’ gedichten doet schrijven. ‘In een machtige beweging’ nog wel! Meer verband tussen Alabama Shakes en het gedicht ‘Alabama shakes’ is er zo te zien niet. Dat is illustratief voor de werkwijze van Starik, die meest anekdotische, korte, bondige teksten schrijft die op keurige gedichten lijken. Ze zijn sober geformuleerd, rijmen waar mogelijk, zijn gepast ironisch, suggereren van alles maar maken, het moet gezegd, bedroevend weinig wáár onder en achter het soms nogal (zie boven) zinloze navelgestaar.

Volgens mij houdt Starik niet van poëzie. Hij houdt van status, aandacht, camera. Hij richt zich in poeticis tot de toenmalige Dichter des Vaderlands, Ramsey Nasr, neuriënd op de wijze – een randstedelijke polka natuurlijk – van ‘wij, volksdichters’. Een groet hier, een vermaning daar. Zo casual zit deze bundel ook inelkaar, iets over taal, iets over moeder, iets over ‘mijn stad’ en veel over de dood, maar niet te zwaar natuurlijk. Gelegenheidsgedichten zijn het, in een jaar of drie saamgeraapt en in los verband het bos van een bundel in gestuurd.

Ik merk bij mezelf niet de minste aandrang om Door te herlezen, en zelfs ben ik er maar met moeite toe te bewegen een gedicht te hervinden, me een regel te herinneren. Hoe komt dat? Het is allemaal ter zake en ook mis, het klinkt op en is tegelijk stil, het heeft iets en het heeft niets. ‘Cursus inburgeren’:

Een mens woont in zijn woorden,
in je verhaal daar ben je thuis.
Voor jezelf kun je niet vluchten,
je neemt je altijd mee naar huis.
Pas in de taal word je geboren,
je geeft de dingen een naam.

Toch: aan het woord muziek kan je niets horen
op het woord stoel kan je niet zitten
je kunt niets zien door het woord raam
en op het woord schoen kan je niet lopen.

Maar in gedachten doe je alle deuren open,
de deuren, waar je vergeefs voor hebt gestaan.

Starik, adstruerend: “In het eerste deel, SCRIPT, verdiepen we ons in de macht van het woord, de betekenis van taal. ‘Cursus inburgeren’ schreef ik, in mijn toenmalige functie van stadsdichter van Amsterdam, voor een organisatie ten behoeve van een buddyproject, waarbij vrijwilligers vluchtelingen bijstaan in hun poging Nederlands te spreken en te verstaan. Het moest een duidelijk en eenvoudig versje worden, zei men erbij, zodat ook de vluchtelingen zelf er wat aan zouden hebben.”

Vandaar de van Slauerhoff geleende woontaalmetafoor en de ook verder weinig originele inhoud. Vandaar de krakkemikkige formuleringen (‘in je verhaal daar ben je thuis’). Vandaar de warrige bewering, indien bewering, van het gedicht: jij, vluchteling, hoewel je in je eigen verhaal woont, word je in je nieuwe, dat wil zeggen, onze taal geboren, en ook al kun je verder niets met onze woorden, we doen toch maar een fijn een deur voor je open. Hiermee heeft Starik het politieke gedicht tot behaagzieke slijmkunst verheven. Maar, let op, dit vers staat in een afdeling waarin we “ons verdiepen in de macht van het woord”. Dat maakt natuurlijk veel goed.

En zo zit eigenlijk deze hele bundel in elkaar. Een duidelijke en eenvoudige bundel, zodat ook het volk zelf er wat aan heeft. Was de geëngageerde dichter in andere tijden nog een figuur die zowel bij het volk als z’n bestuurders weerzin opriep, die taal overdreef, op een woord uit de bocht vloog, met z’n lettergrepen tegen schenen schopte, wanen van klank najoeg, zegt u het maar, et cetera, tegenwoordig is dat allemaal heel anders. Sinds F. punt Starik is hij een gedomesticeerde diersoort, die z’n pagina’s kundig maar zowel politiek als poëtisch volslagen onschadelijk vol- en halfrijmt.



.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten